Dubbelspel, Frank Martinus Arion
In deze blog/recensie lees je verschillende mooie passages uit Dubbelspel waar ik commentaar op geef, mijn eigen ideeën en ervaringen aan koppel, en laat ik zien waar het mij geïnspireerd heeft bij het schrijven van mijn debuutroman. Alvast een disclaimer: schaamteloos veel ‘how can I make this about me’, ik vlieg alle kanten op en vast verschillende keren uit de bocht.
Naast een inleiding, een samenvatting van de roman, bestaat deze blog uit drie delen:
De humor en zelfspot is een van de belangrijkste redenen om Dubbelspel te lezen en herlezen. Middels een paar citaten geef ik daar een inkijkje in. Het hoofdeel van deze blog ‘De complexiteit van kleur’ gaat in op heel veel aspecten die voortvloeien uit interacties van mensen uit verschillende culturen, mansplaining, victim blaming, etnisch profileren et cetera. Het laatste deel gaat over de politieke boodschap van Arion met Dubbelspel, waarvan ik zelf neig naar het idee dat het succes van de roman hem wat overviel en hij er later extra politiek gewicht aan heeft toegekend. Tenslotte enkele recensies die ik om verschillende redenen interessant vond.
Inleiding
Dubbelspel was voor mij een must read en toch las ik het boek pas als student, een beetje met hetzelfde argument als waarom ik Zoektocht naar Arifina (roman geschreven door mijn opa) pas later las. Ik wilde niet dat het tegenviel en ik mijn beeld moest bijstellen. De eerste keer viel het mij ook zeker niet tegen, ik heb er toen hartelijk om moeten lachen.
Als jonge puber zat ik een keer bij mijn vader in de auto op Curaçao toen hij mij wees op Frank Martinus Arion, die in zijn eentje langs de Caracasbaai liep. Ik was ervan overtuigd dat hij mooie verhalen aan het verzinnen was. Arion was toen al een beroemd schrijver. En dan zo eenzaam langs de kant van de weg lopen? Ik vond het een romantisch plaatje waar mijn fantasie rijkelijk mee aan de haal ging. Dat gaf mij de inspiratie om ooit zelf een roman te schrijven.
Bij herlezen, het is nu ook een totaal andere tijd, kwamen er toch ook wel bedenkingen. De belangrijkste karakters van Arion in Dubbelspel kwamen mij te clichématig voor, neigden zelfs licht naar karikaturaal (de naam Boeboe Fiel doet eerder denken aan een karakter uit het weinig fijnzinnige Kuifje in Afrika) om het boek helemaal onvoorwaardelijk te kunnen omarmen. Het schetst een weinig verheffend beeld van Curaçao en de Curaçaoënaar, waardoor ook een zeker gevoel van ‘nestbevuiling’ mij bekroop.
Het neemt niet weg dat de eerste alinea uit Dubbelspel bij mij al ogenblikkelijk een verlangen naar het eiland oproept.
Tussen Blenheim, het zeventiende-eeuwse joodse kerkhof, en Campo Alegre ligt Wakota, een buitenwijk van Willemstad. Ze ligt dus ‘entre medio’, zoals de Curaçaoënaar antwoordt wanneer men hem vraagt hoe het met hem gaat.
Wakota, een prachtig verzonnen naam voor een Curaçaose wijk, het dominospel onder de verkoeling van de tamarindeboom, beoosten het huis, de zekere traagheid, de humor, het maakt Dubbelspel voor mij tot een dierbare roman. Het op punten toch ook kritiek leveren, voelt daarom niet helemaal plezierig.
Samenvatting
Voor degenen die de roman niet gelezen hebben:
Dubbelspel speelt zich af in het fictieve dorpje Wakota op het Curaçao van de jaren ’70, waar vier mannen iedere zondagmiddag vriendschappelijk domino met elkaar spelen in de tuin van taxichaffeur Boeboe Fiel.
Manchi Sanantonio
Manchi Sanantonio is deurwaarder van beroep. Hij is getrouwd met de bloedmooie pianiste Solema en heeft drie kinderen. Manchi geniet van status. Hij bezit het mooiste huis van Wakota. Hij zou niets liever dan rechter worden. Het zondagse dominoën, ‘domineren’ zoals Arion er een deftiger werkwoord van maakt, vindt hij eigenlijk niet meer bij zijn statuur passen, maar hij beleeft er te veel plezier aan om het op te geven. Solema heeft hem bedrogen en die vernedering kan Manchi slecht verdragen.
Boeboe Fiel
Boeboe Fiel is taxichauffeur en kan nauwelijks weerstand bieden aan de verleidingen van het vele vrouwelijk schoon dat zijn pad regelmatig kruist. Boeboe is getrouwd met Nora. Ze hebben zestien(!) kinderen, van wie een aantal al is gestorven, een aantal het huis uit is, er zeven nog thuis wonen, waaronder hun zoon Ostrik. Deze jongen kan goed leren, maar zonder schoenen durft hij niet op school te verschijnen. Boeboe Fiel wordt aangespoord om voorzitter te worden van de vakbond van taxichauffeurs, maar Boeboe ziet daar vreselijk tegenop, ook omdat hij dan zondags geen domino meer kan spelen. Boeboe zou geld voor de schoenen regelen, maar belandt in het hoerenkamp Campo Alegre en geeft daar al het geld uit.
Nora
Zijn vrouw Nora slaapt met andere mannen, ook met Chamon waarmee Boeboe Fiel iedere zondag domino speelt. Ze doet het ook wel voor haar plezier, maar vooral om aan geld te komen, onder andere om nieuwe schoenen te kunnen kopen voor haar zoon Ostrik.
Chamon Nicholas
Chamon Nicholas is een ‘bovenwinder’ van Saba, die al jaren op Curaçao woont, maar toch niet helemaal geaccepteerd wordt. Chamon is een voormalig werknemer van de olieraffinaderij van Shell, waar hij veel bouwmaterialen stal. Chamon heeft in het verleden uit noodweer iemand met een mes doodgestoken en heeft daarvoor in de gevangenis gezeten. Hij gedraagt zich als een arm iemand, maar verhuurt in het geniep verschillende huisjes waarmee hij veel geld verdient. Hij noemt zichzelf een ‘kleine kapitalist’.
Janchi Pau
Janchi Pau is oud-zeeman, oud werknemer van Shell en gedreven rokkenjager. Janchi Pau wordt beschouwd als de beste dominospeler van Curaçao en omstreken. Janchi heeft het aangelegd met Solema, de vrouw van Manchi, en droomt nu van een gezamenlijke toekomst. Hij wil een meubelfabriek beginnen waar hij tafels wil maken van Wabi-hout, het mooiste hout van Curaçao.
Een zondag
Dubbelspel verhaalt van één zondag waarin het dominospel helemaal anders verloopt. Janchi wil, samen met Chamon, hun tegenspelers Boeboe Fiel en vooral Manchi Sanantonio, een verschrikkelijke nederlaag toebrengen, met als inzet de schoenen van Solema, de vrouw van Manchi. Doordat Chamon en Janchi goed samenwerken, in tegenstelling tot de vermoeide Manchi en Boeboe, de laatste is vooral met zijn gedachten bij ‘Micha’, zijn laatste avontuurtje in Campo Alegre, loopt het spel catastrofaal af.
Pseudoniem
Dubbelspel amuseert absoluut en geeft een mooi clichérijk inkijkje in de Curaçaose volksaard. Frank Martinus Arion (pseudoniem van Frank Efraim Martinus), is de beroemdste Nederlandstalige schrijver van Curaçao. Ik heb nog even getwijfeld om David Martinus als pseudoniem te gebruiken, maar er waren veel redenen om dat toch maar niet te doen.
Het ‘domino’ in Dubbelspel is voor mij vergelijkbaar met de rol van de ‘Berg en Dalseweg’ in Vallende ouders van A.F.Th. van der Heijden. De aandacht voor het dobbelspelletje Mexicanen in Nocturne voor Messina is geen toeval:
‘Vierenzestig in twee, met een Mex gegooid door Thorvald!’ glunderde Ivo na zijn worp en schoof met een grote grijns de beker met dobbelstenen naar mij toe. Ik maakte diepe indruk door met mijn eerste worp meteen een Mexicaantje te gooien. Dat lukte me wonderwel ook een tweede en derde keer. Voordat ik de vierde keer gooide riep Mike: ‘Dat gaat je nooit een vierde keer lukken, want vier keer achter elkaar een Mexicaantje is een kans van één op de honderdduizend.’ Messina en ik glimlachten naar elkaar. Wow, dit leek op ons eerste onderonsje. Wij bèta’s snapten dat het niet klopte wat Mike zei, maar we lieten het maar lopen omdat uitleggen zinloos was, of te betweterig. Jean-Luc keek geïrriteerd naar me, maar dat kon ook komen omdat ik de beker met dobbelstenen nogal theatraal bleef schudden.
Beter flirtte ik niet te opzichtig met Messina, want dan kon het meteen ook de laatste dobbelavond zijn. De beker hield ik nog even met beide handen boven mijn hoofd, schudde nog een keer krachtig en zette hem met een enorme klap op de tafel. Nu keek Ivo geërgerd. Tergend langzaam tilde ik de beker op. Het zou toch niet? Dat kon toch niet? Maar verdomd, het kon wel. Weer lag er een Mexicaantje, een kans van één op achttien, maar een heel knappe jongen die mij dat deze avond ging nadoen.
Deel I: Humor en zelfspot
Dubbelspel staat bol met humoristische passages, is creatief, boordevol zelfspot, alleen daarom al een plezier om het te lezen en te herlezen.
Als ik aan Dubbelspel denk dan is de Hollandplane-frase, waarmee Nora haar man Boeboe Fiel confronteert met zijn scabreuze escapade, het eerste dat in mij opkomt. Boeboe Fiel zou geld verdienen aan passagiers die met de KLM waren gearriveerd, maar vleselijke lusten bepaalden echt anders voor hem. Zijn vrouw Nora scheldt hem de huid vol:
Toen de kinderen weg waren, die na de mis nog overal naar toe zouden sjouwen, ruimde ze de matten op waarop ze op de vloer sliepen, verspreid in de twee kamers van het kleine huis, en hun vuile kleren. Ze gaf daarna de kippen te eten. Daarna begon ze sòpi di mondongo klaar te maken. Ze ging ook nogmaals Boeboes zakken na en vond weer niets, ook niet in zijn 200H. Ze probeerde hem te wekken omdat ze wist dat hij zondagochtend allerlei dingen aan zijn 200H opknapte, alvorens te eten en domino te gaan spelen. Maar het ging niet.
Toen ze doorzette trapte hij zelfs naar haar hetgeen haar kwaad maakte, zodat ze hem uitvloekte, ondanks het feit dat het zondag was. Ze stond in hun kleine slaapkamertje hoog boven hem en zei: ‘Je moet andere vrouwen leugens op de mouw spelden. Die Hollandplane waar jij het over had vanmorgen, is niet op het vliegveld geland, maar hier in mijn kut. Hoor je dat, hier in mijn kut! Niemand in de hele buurt heeft vanochtend een vliegtuig horen landen. Je bent gewoon in Campo met een hoer gaan liggen. Op jóuw leeftijd. En je bent gewoon zo stom geweest haar al je geld te geven.’
[…]
Na de auto schoon te hebben gemaakt, schoof hij [Boeboe] met een mat eronder. Zo te zien om een kleine reparatie aan de gloednieuwe Dodge te doen, in werkelijkheid om zich te verbergen. Normaal voelde hij zich ook prettig als hij zo onder de 200H lag; hij kon er van alles liggen overdenken. Nu kon hij in ieder geval Nora ontlopen, misschien wel totdat het dominospel begon, want dan zou hij haar de hele middag niet meer hoeven te spreken. Hij dutte in, hij was zo moe, dat de koelte onder de auto hem meteen wegmaakte, Maar Nora, die in zijn buurt de kippen aan het voeren was, kreeg in de gaten dat hij onder de 200H lag en begon hem weer uit te schelden.
‘Zie je niet dat je veel te oud bent voor zulke uitspattingen?!’ snerpte ze met haar schelle stem.
Hij schrok wakker en kwam moeizaam met zijn lang en groot lichaam vanonder de auto, waar hij zich, nu Nora hem ronkend betrapt had, verder alleen maar belachelijk zou maken.
‘Die Hollandplane van jou is zeker hier in mijn kut geland,’ zei ze voor de zoveelste keer die ochtend, terwijl ze hem van top tot teen minachtend aankeek.
Vindingrijkheid
Het gaat me hier om de creativiteit van het uitschelden wat ik zelf kenmerkend vind aan Curaçao. Er wordt ontzettend veel ruzie gemaakt en geschreeuwd, maar niet zelden doorspekt met een vindingrijkheid in taal waar dan hartelijk om gelachen wordt. Niets is zo vermakelijk als tirades die gelardeerd zijn met beschrijvingen die opborrelen uit verongelijktheid en zelfspot. Als je jezelf niet te serieus neemt dan creëer je ruimte voor anderen. ‘Die Hollandplane van jou is zeker hier in mijn kut geland,’ vind ik een heerlijke trouvaille omdat het nergens op slaat, maar toch heel goed uitdrukt wat Nora bedoelt en hoe ze zich voelt.
Dat ‘zei ze voor de zoveelste keer die ochtend’ had voor mij niet gehoeven, want door herhaling verliest het wel wat kracht. En natuurlijk: sòpi di mondongo met z’n typische geur, is heerlijk herkenbaar. In deze soep/stoofpot met runderpens, gaat ook paprika, wortel, andere groenten en heel wat kruiden, en is net zo’n traditioneel Antilliaans gerecht als kabritu stobá: stoofgerecht van geitenvlees met rijst en bonen.
Turks Fruit
Nog een stukje uit Dubbelspel waar ik hartelijk om moest lachen:
Een kwartier later was hij [Boeboe Fiel] al zijn geld kwijt. Hij had verschrikkelijke spijt, maar vond toch dat het zijn eigen verschrikkelijke stomme schuld was. God had hem geen geld willen bezorgen, maar een goede gratis naaipartij en daarom had hij verloren. Hij dronk een tijdlang met Micha, die voortdurend aan hem kleefde. Hij dacht erover er een grote orgie van te maken, waarbij iedereen iedere vrouw zou kunnen naaien of de vrouwen lesbische praktijken met elkaar zouden uithalen om de mannen te amuseren, maar besloot toch van niet, omdat hij het gevoel had dat hij dan God weer verkeerd zou interpreteren.
Aan het opschrijven van deze heerlijke onzin moet Arion veel plezier hebben beleefd. Boeboe Fiel heeft zojuist in hoerenkamp Campo Alegre met pokeren al zijn geld verloren en heeft het gevoel dat hij God weer verkeerd zal gaan interpreteren. Ik moest er in ieder geval hartelijk om lachen. Het deed me denken aan het beroemde filmfragment uit Turks Fruit waar Olga Stapels (Monique van de Ven) op enig moment zorgelijk de camera in kijkt en zegt: ‘Ik mis God tussen ons’ waarop Eric Vonk (Rutger Hauer) antwoordt: ‘Ik neuk beter dan God.’
Seks en religie, een populair thema, ook ik heb me eraan ‘schuldig’ gemaakt in Nocturne voor Messina:
Tamar heette eigenlijk Thamara, maar dat vond ze een truttige naam. Ze was opgegroeid in een eenvoudig, godvrezend gereformeerd gezin. Ze had ook geen broers of zussen, na haar geboorte waren er complicaties opgetreden bij haar moeder die een volgende zwangerschap onmogelijk maakten. Haar ouders waren overbezorgd. Ze waren als de dood dat haar wat zou overkomen in het verkeer, voor ziektes, voor ongewassen fruit en groente, voor van alles, maar dat was allemaal niets vergeleken bij de zorgen die ze zich maakten over de gevaren van onzedigheid. Voor haar moeder was elke vorm van lichamelijkheid, de gedachte eraan alleen al, smerig en zondig. Ze kreeg waarschuwingen op momenten die min of meer logisch waren, zoals kort voor het slapen gaan, maar ook tijdens de zondagsdienst, waar het voor Tamar een raadsel was hoe je in zo’n situatie überhaupt zondig kon zijn.
Juist de waarschuwingen die op absurde momenten in haar oor werden gesist, maakten diepe indruk. Het was alsof het gevaar van seksualiteit, ‘het grote doel van de duivel’ volgens haar moeder, overal op de loer lag. Ook al had ze niets uitgespookt, haar vader gaf haar zo nu en dan een flinke afstraffing met zijn riem. ‘Voor alle keren dat je zondig was en wij dat niet hebben gezien.’
Deel II: De complexiteit van kleur
Interacties tussen verschillende culturen levert van allerlei moois en venijnigs op. We willen allemaal klimmen op de apenrots, we gunnen en misgunnen, gebruiken eigenlijke en oneigenlijke argumenten. Vanuit Nederlands perspectief lijkt racisme alleen maar te gaan over ‘wit’ tegen ‘zwart’. De werkelijkheid is zoveel complexer en kent zoveel nuances. Dubbelspel dwingt je voortdurend om na te denken over dit gevoelige en zeer complexe thema.
Yu’i Kòrsou
De letterlijke vertaling van Yu’i Kòrsou is ‘kind van Curacao’, mensen die op Curaçao zijn geboren, wat iets anders is dan eilandskind, want dat ben je pas als je op één van de zes eilanden van de Antillen bent geboren én als je vader, moeder, of allebei ook eilandskinderen zijn. Omdat ik in Nijmegen ben geboren is beide niet op mij van toepassing. Dat betekent dat een zekere bescheidenheid zou passen als het gaat om beschrijvingen van Curaçao en de Curaçaoënaar (ik hoor de kritiek: ‘wat weet hij er eigenlijk van?’), maar bescheidenheid is dan weer geen eigenschap waarmee ik rijk gezegend ben.
Als ‘in between’ bekijk ik, als ik op Curaçao ben, met een glimlach naar de interacties tussen de verschillende culturen. Vanuit Nederlands perspectief houd ik van de dubbele lagen, de humor, de zelfspot, maar ook het venijnige bij arrogante bejegening, al dan niet voortvloeiend uit een interessante mengeling van gevoel van trots en minderwaardigheid.
Makamba’s en mansplaining
De soms venijnige manier waarop Nederlanders worden bejegend, komt naar mijn idee ook door een zekere dubbelheid naar de oude kolonisator. Er zijn Antillianen die een hekel hebben aan makamba’s (een toch niet geheel neutrale, eerder denigrerende manier om Nederlanders aan te duiden), maar aan wie ze zich toch vaak spiegelen. Die dubbelheid lees ik ook terug bij Manchi Sanantonio, de deurwaarder, een karakter waar Arion weinig mee op lijkt te hebben, maar waar ik toch een aantal kenmerken in lees waarvan ik niet geheel uitsluit dat Arion daar zelf ook enigszins mee behept is. Het kan haast niet anders, want anders zou hij deze figuur naar mijn idee nooit zo prachtig beeldend hebben kunnen beschrijven.
Op de eerste bladzijden van Dubbelspel maken we kennis met deze Manchi Sanantonio, deurwaarder te Curaçao. Het is een van mijn lievelingspassages omdat ik hierin meesterlijk de dubbelheid herken van sommige Antillianen jegens het vinger wijzende Nederland. Het verlangen om toch stiekem onderdeel te zijn van de macht, de culturele elite waar naar mijn idee ook Arion een haatliefdeverhouding mee heeft.
Hij [Manchi Sanantonio] deed snel de grote mahoniehouten deur van zijn huis dicht en ging op de kruk voor de piano zitten. Hij keek een tijdlang naar het lesboek voor hem, maar het wonder dat hij misschien verwacht had, gebeurde niet:
Manchi Sanantonio kon geen muziek lezen en dat scheen voorlopig ook zo te zullen blijven. Hij deed daarom het boek gauw dicht; met in de verte een gevoel van jaloezie jegens zijn vrouw, die een virtuoze piano- en orgelspeelster was en ook jegens zijn kinderen, die alle drie het talent van hun moeder schenen te hebben geërfd. Hij kon overigens het liedje van ‘Mon ami Pierrot’, dat vaak genoeg door de kinderen was gespeeld, wel fluiten en deed daarom toch moedig het deksel van de piano open. Het onpersoonlijke toetsenbord bracht hem even in verwarring, maar terwijl hij zachtjes het liedje floot, liet hij toch met enige vastberadenheid de duim van zijn rechterhand op een van de toetsen komen. Er kwam inderdaad geluid uit het instrument en niet eens zo’n gek geluid ook, vond hij.
Hij herhaalde zelfgenoegzaam en hard de toon, omdat het hem groot plezier gaf de eerste muziek die hij maakte op dit instrument luidop door zijn huis te laten klinken. Deze eerste toon was, om het simpele feit dat ze de eerste was, ongetwijfeld de juiste. Dat was logisch. Hij leunde achterover en floot weer, met z’n hoofd naar het plafond gericht, een stukje van de melodie, Het ging er nu om de juiste tweede toon te vinden, waaruit het liedje bestond. Hij haalde even adem en drukte in en…het was fout. Het was verschrikkelijk fout; zo fout, dat het zijn eigen oren pijn deed en hij had eigenlijk zin met een grote vuistslag de pianotoetsen te verbrijzelen.
De grote minachting die hij voor Solema had en alles waarvoor ze stond, maakte evenwel dat hij zich bedwong en het toch bleef proberen. Opnieuw en opnieuw. Verdomd! Als zij en zelfs de kinderen het konden, dan kan pianospelen toch niet zo moeilijk zijn? Dan moest er toch ergens wel een shortcut zijn; een slim heimelijk maniertje waardoor hij het ook zou kunnen als hij het vond?
Maar na enige tijd gaf hij het toch maar op. Hij verliet de piano en maakte de voordeur weer open. Hij constateerde opgelucht dat niemand getuige was geweest van zijn mislukte pogingen. Hij nam zich voor te vergeten dat hij die vervloekte piano had aangeraakt. Hij ging daarna zijn planten besproeien.
Racism of low expectations
Het herkennen van een ‘Manchi Sanantonio-type’ kan veel ongemak in de omgang voorkomen. Personen op posities waar ze eigenwaarde aan ontlenen zijn risicovol. Een fout is snel gemaakt. Racism of low expectations is nooit goed, Nederlanders hebben daar een handje van, maar de uitwerking hiervan op types als Manchi is desastreus. Knap lastig als het over complexe zaken gaat waarvan je ook in andere omstandigheden niet weet of je elkaar wel begrijpt. Met een glimlach nog een keer: Hij nam zich voor te vergeten dat hij die vervloekte piano had aangeraakt. Hij ging daarna zijn planten besproeien. Prachtig!
Mansplaining
Zelf paste ik regelmatig het flauwe trucje toe waarbij ik zogenaamd zelf niet op een woord kon komen en dan vroeg ik of de ander me even wilde helpen: ‘uhm, hoe heet dat ook alweer?’ Aan de hand van het antwoord kon ik afleiden of ik verdere uitleg kon overslaan, of dat wat extra omkleding toch geen kwaad kon. De kunst is om niet onnodig iets uit te leggen, en zeker niet omstandig de schoolmeester uithangen, want dat beledigt. Mansplaining heet dat. Het is vaak nonchalante onwetendheid en een bepaalde vooringenomenheid, sommigen noemen het daarom ook micro agressie. Zondig je door al te uitvoerig iets uit te leggen wat voor de meesten bekend is, dan kun je al snel weinig goed meer doen. Nederlandse arrogantie wordt op de Antillen slecht verdragen.
Woke, canceling, racisme en discriminatie
Discriminatie en racisme spelen een grote rol op het eiland. Dat het allemaal erg complex is, laat zich ook zien in wat mijn vader zich ooit eens tegen mij liet ontvallen: ‘Boris luister, ik vind mezelf best progressief, maar kijk, een blanke huishoudster aannemen en die voor mij laten werken, nee dat gaat me toch te ver.’
Er zijn voldoende mensen die ook hiervan de schuld probleemloos in de schoenen van de westerling schuiven, het zal best, belangrijker is dat het zo wel heel lastig wordt om het hele discriminatie- en racismevraagstuk op te lossen.
Zelfdiscriminatie
Discriminatie onder de eigen bevolking is een gevoelig onderwerp. In mijn eigen familie heb ik vaak genoeg met schaamrood op de kaken gezien hoe gunnen en misgunnen bepaald werd op basis van tint. Hoe lichter hoe meer bevoordeeld. Trouwen deed je liefst met partners witter dan jezelf. Zelfdiscriminatie komt in de buurt van zelfhaat, het maakt de complexiteit van het onderwerp alleen maar groter. Met argumentatie ‘kijk, ze doen het zelf ook,’ kom je geen steek verder.
Interessant vond ik het om Dubbelspel te lezen in de huidige tijd van woke en canceling. Chamon Nicolas in Dubbelspel over vrouwen en eten:
Het enige evenwel waar men in ieder geval niet aan kon twijfelen als men deze goedlachse, tamelijk gezette neger van middelmatige lengte (eerder klein dan groot) met zijn vierkante hoofd zag – hij miste een voortand – was dat hij goed at. Daar besteedde Chamon inderdaad alle aandacht aan. Zijn moeder, die nu gestorven was, had hem geleerd dat een man veel eieren moest eten. Veel eieren en vruchtensap; het vormde de garantie dat een man zijn potentie lang zou behouden. Welnu hij deed dat, want hij hield ervan met vrouwen naar bed te gaan. Het meest hield hij evenwel van eten en als het op lekker eten aankwam, van corned beef merk Libby’s, al of niet met kaas en eieren erdoorheen gebakken.
Corned beef en Curacao hebben wat met elkaar: snel, makkelijk en goedkoop, voor velen een van de smakelijkste keuzes van ‘comfort food’. Maar goed, corned beef, eieren, vruchtensap en met vrouwen naar bed gaan, ik kan mij voorstellen dat de toeristenblaadjes van de Antillen van de liefhebberijen van de gemiddelde Antilliaan een ander beeld wensen te schetsen.
Chamon Nicolas gaat verder:
Verder droeg hij voortaan ook maar een mes bij zich. Dag en nacht. Je wist het met die Curaçaoënaars immers nooit. De rechter en de mensen van de reclassering hadden mooi praten, maar zij waren er natuurlijk nooit bij als de moeilijkheden ontstonden. En hij, Chamon Nicolas, kon er niet op rekenen dat er deze keer weer iemand was, die hem een mes aanreikte. Neen, men wist het met die Curaçaoënaars immers nooit. Ze waren opvliegend als de hel, wat waarschijnlijk kwam doordat ze niet veel lazen. In een gewone vechtpartij hadden ze nooit zin of ze waren er te bang voor. Ze staken je gewoon neer. Ze hadden eigenlijk allemaal, meende hij, Chamon Nicolas, zo’n hekel aan elkaar, dat ze alleen maar naar een goede aanleiding zochten om elkaar neer te steken. Ze hadden om de een of andere reden een soort haat in hun lichaam.
Soms vond hij ze laf. Dan besloot hij toch maar dat het beesten waren. Ten slotte toch ook weer niet, omdat het ook plezierig kon zijn om met ze om te gaan. En al met al, met wie moest hij omgaan, nu hij zo lang hier was, anders dan met deze mensen? En waren de Bovenwinders soms beter? Het is een verwoestende haat , die in de neger zit, dacht hij soms een tikje triest.
Een karakterschets die Arion vervolgens afdoet met:
In wezen was Chamon Nicolas met zijn drieënveertig jaren een vriendelijke persoon. Hij wilde tenminste alleen maar goed.
Voor de lezer lijkt me het ingewikkeld om dat allemaal aan elkaar te knopen. Een nogal racistische messentrekker die uiteindelijk een vriendelijk persoon is die alleen maar goed wilde doen.
Wat verder in Dubbelspel lees je een stukje hoe Chamon Nicolas over vrouwen denkt:
En alleen voor een zeer stomme man kan het woord van een vrouw zelfs als garantie ergens voor dienen. Ja, het is een dwaas die erop vertrouwt; een vrouw heeft immers alle vrijheid van gedachten te veranderen.
Het was duidelijk een andere tijd waarin Dubbelspel onvoorwaardelijk omarmd werd.
Externe attributie
Interessant vind ik de verschillende manier waarop mensen naar zichzelf kijken en naar hun omgeving. De mate waarin ze zelf menen vorm te kunnen geven aan hun leven, versus de afhankelijkheid van anderen die ze zichzelf toedichten. Hoe minder controle je zelf meent te hebben, hoe gevoeliger je voor stress zult zijn. Stress is een belangrijke ziekteveroorzaker. Slachtofferschap zul je ook meer tegenkomen bij degenen die weinig controle ervaren. Kun je daarmee stellen dat er een verband is tussen stress en slachtofferschap?
Over het de schuld buiten jezelf leggen, staat in Dubbelspel een mooie passage:
Hij [Boeboe Fiel] besefte alleen dat hij inderdaad in jaren niets aan zijn nieuwe huis gedaan had en vroeg zich voor de zoveelste maal in zijn leven af waar het aan lag dat hij nooit verder kwam dan goede voornemens. En zoals altijd zei hij tegen zichzelf, dat het kwam omdat hij geen goede kansen gekregen had in zijn leven, zoals zijn zoon Ostrik die nu wel had, die op een belangrijke school zat. Met zijn veertiende jaar, toen hij amper de lagere school had doorlopen, stuurden zijn ouders hem de straat op om te verdienen.
Hij kwam uit een groot gezin zoals hij er zelf ook een had. Alleen waren ze er toen nog beroerder aan toe. Toch was dit niet waar, althans onvolledig. Veeleer was hij de dupe geworden van de grote welvaart die er op het eiland heerste in de tijd van de Tweede Wereldoorlog. Het geld rouleerde in die dagen snel en veel, niet het minst vanwege de Portoricanen en Amerikanen die toen hier gestationeerd waren. Op z’n twintigste kocht hij een tweedehands auto en begon voor zichzelf een taxibedrijf, zoals talrijke anderen. Het was een plezierig leven van geld, vrouwen en drank. Verdomme, hij had nooit gedacht dat daar een einde aan zou komen. Hij was er soms van overtuigd dat hij een grote fout had gemaakt met Nora te trouwen toen hij nog maar drieëntwintig jaar was.
Hier maakt Boeboe zich naar mijn idee schuldig aan externe attributie. Het is in zekere zin een keuze is om je wel of geen slachtoffer te voelen. In de context van het slavernijverleden. Je ‘bent’ geen slachtoffer, maar je ‘maakt’ jezelf slachtoffer, of je ‘voelt’ je slachtoffer. Je kunt je volledig identificeren met het idee van slachtofferschap (versmelten), maar dat is een keuze, net als de keuze om zelf de ketens van je af te schudden.
Victim blaming
Bij het lezen van de volgende passages betrapte ik mezelf op meerdere keren wenkbrauwfronzen.
Chamon zei trots: ‘Natúúrlijk! De meisjes vloekten, scholden je uit, zeggend dat je je hand in de kut van je moeder moest steken. Maar ze konden er niets tegen doen!’
‘Ja,’ zei Boeboe, die zijn herinneringen belangrijker vond dan die van Chamon, ‘er waren soms van die heel trotse, vooral blanke of halfblanke grieten bij, die ziek werden alleen maar als je ze aankeek, vanwege je kleur. Het was een grote sport om juist op die af te gaan. Ze zeiden daarna wel dat je een stinkneger was, maar je lachte ze uit, omdat je ze toch al gevoeld had. En bij borsten maakt ras geen enkel verschil uit! Het is allemaal even zacht en lekker. Een blank meisje kon je wel stinkneger noemen als ze dat wilde, maar het maakte niets uit: je genoot van haar borsten even lekker, als wanneer je een van je eigen meisjes voelde; dat je soms ook een stinkneger noemde overigens.’ Hij lachte genietend. ‘Maar het voelen schijnt er tegenwoordig wel uitgegaan te zijn,’ besloot hij met spijt in zijn stem.
‘Goddank,’ zei Manchi, ‘want het is natuurlijk geen rechtvaardige praktijk, al heb ik het in mijn jeugd ook gedaan. Stel je voor, dat mijn twee dochters mij straks komen vertellen dat ze gevoeld zijn! Mijn dochters zijn verdomme geen kippen?!’
‘Het hoort tot de natuur,’ zei Boeboe. ‘Jongens zoeken nu eenmaal meisjes en ze doen dat op allerlei manieren. Je kunt er niet tussenin komen. Bovendien, wie zegt mij dat mijn dochters het zelf ook niet fijn vonden? Ik zeg jullie toch, dat er vroeger veel meisjes waren, die het heerlijk vonden! Ach man bij sommigen hoefde je het niet eens zo stiekem en snel te doen…’
Applaus
Tja, het lijkt me niet een tekst die vandaag de dag op hartelijk applaus zou kunnen rekenen, om meerdere redenen niet. Voor westerlingen ligt het gebruik van het n-woord uiterst gevoelig met alle risico om na al dan niet onverhoeds gebruik gecanceld te worden. Datzelfde geldt voor het idee dat het ‘de gewoonste zaak van de wereld is dat je meisjes tegen hun zin zou mogen bevoelen’ en al helemaal als je suggestie wekt dat ze het vaak genoeg ook nog lekker zouden vinden, iets wat tegenwoordig ‘victim blaming’ heet. Dat dit in dat opzicht een weinig fijngevoelige tekst is, lijkt me duidelijk, maar hartgrondig cancelling verafschuwend, leest het in die zin wel prettig, maar dan vooral als een terugverlangen naar de tijd waarin er nog alle ruimte was om ook inhoudelijk afschuwelijke teksten te mogen produceren.
Maatschappijkritische boodschap
Natuurlijk zal ik ook niet beweren dat dit de mening van Arion zelf is, maar het is ook bij het lezen van deze passages dat ik moeite heb met de kritiek van Arion dat de maatschappijkritische boodschap in Dubbelspel niet zo werd opgemerkt. Het punt is dat je als lezer er niet aan ontkomt dat de sympathie van Arion zeker ook ligt bij de platitudes van gevoelsmens Boeboe Fiel en deze wat minder ligt bij de sluwere, intelligente Janchi Pau die net te afstandelijk is om onvoorwaardelijk te omarmen.
Dubbelheid
Manchi is net als Arion behept met een zekere dubbelheid jegens het Westen, het ergens verafschuwen maar toch ook deep down een verlangen er gerespecteerd onderdeel van uit te mogen maken. Het ene moment je verheven voelen, het andere moment zuchtend onder een gevoel van onzekerheid. Maar als je niet met deze dubbelheid kunt omgaan dan wordt het lastig, want dat is juist ook de charme. Een afkeer tegen de koude, rigide, Hollandse benadering van ‘regeltjes’. Kijk naar de grote lijn en kijk ook af en toe een beetje weg. Gun elkaar eens wat, ook al is het strikt genomen niet volgens de regeltjes. Je kunt daarna ook nog eens fantastisch ruzie maken over de heersende willekeur.
Fantastisch eiland
Het leven moet niet uit te tekenen zijn, het moet verrassend blijven met een gevoel van vrijheid dat het ook altijd weer goed kan komen, maar ook dat je ook niet alles in de hand hebt, want juist dat verschaft namelijk veel vrijheid. De ene dag ‘ach, het doet er toch allemaal niet toe, dus waarom zou ik mezelf dit pleziertje onthouden?’ om de andere dag te teleurgesteld te zijn over zoveel gemakzucht. Daartussen moet je weten te laveren. Niet voor niets vinden zoveel Nederlanders Curaçao zo’n fantastisch eiland en dat is echt niet alleen vanwege de zon.
De kleine kapitalist
Ingewikkeld vind ik het als slecht gedrag vergoelijkt wordt, zolang het maar gericht is tegen de zittende macht, gemakkelijk geportretteerd als ‘onderdrukkers’.
Een nadere kennismaking met Chamon Nicolas, waaruit duidelijk wordt hoe hij een ‘kleine kapitalist’ geworden is:
Een vijfentwintig jaar tevoren, toen de olieraffinaderij haar hoogtepunt doormaakte, was Chamon Nicolas, die op Saba geboren was, met een grote groep Bovenwinders naar Curaçao gekomen. Hij was direct bij de oliemaatschappij aangenomen en het leek erop dat hij het daar ver zou brengen, al had hij geen formele vakscholing. Het leek er tien jaar lang op, maar op zekere dag, of beter nacht, werd hij met een groep andere werknemers betrapt op het stelen van materialen van de maatschappij.
Ze hadden gedacht dat ze slim te werk gingen: ze groeven namelijk bij het beroemde Joodse kerkhof onder de hoge ijzerdraadomheining die de terreinen van de maatschappij omringen, grote kuilen. Deze liepen ook onder de muren van het beroemde kerkhof door om uit te komen onder enkele van de graven waarvan de meeste prachtig bewerkte grafstenen hebben. Zowel overdag als ’s nachts schoven leden van hun bende allerlei bruikbaar materiaal onder de twee omheiningen door in die graven: blikken verf, spijkers, schroeven, planken, veiligheidsschoenen, helmen, nijptangen, zagen, en heel veel andere dingen meer; eigenlijk alles wat zich op onopvallende wijze naar de kuil in de omheining van het terrein van de raffinaderij liet dragen. Op bepaalde tijden haalden ze dan alles uit het kerkhof op.
[…]
Zelf beschouwde Chamon hetgeen hij gedaan had niet als diefstal, omdat hij een hekel had aan de heren eigenaars en bazen voor wie hij werkte (die altijd uit Europa geïmporteerde blanken moesten zijn!) en ten tweede, omdat er van de zaken die ze wegnamen op het terrein toch altijd grote overvloed was.
Moderne Robin Hood
Mogelijk zag Arion in Chamon Nicolas een soort moderne Robin Hood, maar die vergelijking gaat mank want Robin Hood stal van de rijken en verdeelde zijn buit vervolgens onder de armen. Chamon bouwde met de opbrengst in de krottenwijk Valentijn een klein huisje dat hij vervolgens aan andere Bovenwinders verhuurde.
Het lijkt mij dat weinig lezers heel sympathiek zullen staan tegenover het idee van spullen jatten van je werkgever, waar je, voornamelijk vanwege diens achtergrond, een hekel aan hebt. Hoewel, en dat zeg ik met een knipoog, er een groeiend aantal mensen is dat in de ‘witte man’ in algemene zin het kwaad ziet waartegen veel geoorloofd is. Chamon typeert zichzelf als een ‘kleine kapitalist’ waarmee het met de sympathie van Arion voor Chamon mogelijk wel meevalt, maar Chamon is dan ook ‘die Bovenwinder’.
Dan een tussentijds uitstapje die leidt naar een eigen ervaring met betrekking tot dit onderwerp:
Etnisch profileren
Racisme waar een idee achter zit, institutioneel racisme, komt in Nederland minder voor, maar het kan wel degelijk venijnig en subtiel zijn. Ik blijf het lastig vinden als mensen, zonder enig voorbehoud, stellen dat institutioneel racisme helemaal niet voorkomt en feitelijk daarmee stellen dat ‘succes een keuze is’, een kwestie van ‘gewoon willen’. Etnisch profielen komt weldegelijk voor en is een onderdeel van institutioneel racisme. Net zo kortzichtig als begrijpelijk is de reactie van mensen die zeggen: ‘hoe erg is het nou om een paar keer extra gecontroleerd te worden? Het is tenslotte voor onze veiligheid.’ Er zijn inderdaad grotere rampen, maar het is niet makkelijk om er over te oordelen als je het zelf nooit ervaren hebt. Iedere keer dat je aanvoelt ‘dit is niet toevallig’, ervaar je ook een ‘je valt op een manier op die we liever extra in de gaten houden’.
Stereotypering
Ik vind het problematisch vanwege het risico van stereotypering. Probeer eens te bedenken wat er zou gebeuren als vanuit de overheid de opdracht zou worden gegeven om voortaan oplichters alleen nog maar te zoeken onder de doelgroep blonde dames met blauwe ogen tussen de 28 en 40 jaar. Er is dan een ding zeker en dat is dat je dan overwegend oplichtsters zult vinden met blonde haren en blauwe ogen. Als het maar lang genoeg aanhoudt, zal het beeld ontstaan dat het extra oppassen geblazen is voor blondines met blauwe ogen. Er zal aangespoord worden om deze doelgroep nog scherper in de gaten te houden. Nu zullen velen dat een dwaas voorbeeld vinden, maar vul een willekeurige andere doelgroep in, eentje waarover je zelf twijfelt of het wel zo verantwoord is om te doen. Wat je niet zoekt, zul je niet vinden, hooguit per toeval.
Intelligenter screenen
Ik ben blij dat er meer aandacht is gekomen voor deze problematiek. Het punt is dat de extra aandacht voor etnisch profileren niet tot een verslechtering van het opsporingsapparaat heeft geleid, maar tot een breder en intelligenter screenen. Als je alleen maar let op ‘tintjes’, vind je alleen maar tintjes, en dat maakt het systeem er niet beter op, tenzij je serieus gelooft dat gevaar exclusief gekoppeld is aan kleur
Kuddedieren
De mens is een sociaal en territoriaal kuddedier. Insluiting en buitensluiting zit in de mens verankerd. Velen voelen zich het prettigst onder gelijken.
Het gaat echt lang niet altijd over kleur. Als we de mensen opdelen in ‘gaanders’ (nomaden, wereldburgers, globalisten) en ‘staanders’ (sedentiaren, boeren en buitenlui) dan zul je xenofobie, logisch genoeg, veel vaker aantreffen onder de ‘staanders’. De lokale/regionale verankering zorgt voor meer liefde en waardering voor ‘het eigen’ en angst voor ‘het vreemde’ wat ‘het eigen’ zou kunnen bedreigen. Discriminatie, uitsluiting en buitensluiting lopen absoluut niet alleen langs huidskleurlijnen.
Survival of the fittest
Overal zie je ‘wij-zij’-conflicten. Het is een illusie dat ‘wij-zij’-conflicten opgelost kunnen worden, want het is survival of the fittest, natuurlijke selectie, de biologische neiging tot competitie. Kleine buren voeren onderling een verbeten strijd, maar ze strijden dan weer gezamenlijk, haast gebroederlijk, tegen de grote buur. Telkens opnieuw zullen langs voorspelbare en onvoorspelbare lijnen, breuken ontstaan.
Gaat het alleen over kleur? Vraag het anders eens aan Waddenlanders. Op Ameland heb je niet alleen verschil tussen oost en west, maar zeker tussen eilanders en vastelanders. Al woont je familie al verschillende generaties lang op het eiland, dan nog zullen sommigen je hardnekkig als ‘import’ blijven beschouwen en vindt bevoorrechting en benadeling plaats op basis van geschiedenis waar je geen invloed op hebt. Klein leed is ook leed, maar het wordt meer dan problematisch als uitsluiting een structureel of institutioneel karakter krijgt. Veel mensen halen kracht uit de eenheid van de groep. Het bevoordelen van degenen die tot ‘the herd’ behoren.
Buurtgenoten
Ooit maakte ik mee dat er een licht getinte man na winkelsluitingstijd door de winkelruit van de lokale supermarkt gluurde. Binnen enkele minuten arriveerde de politie met de bedoeling de man ogenblikkelijk voor verhoor mee naar het bureau te nemen. Het bleek al snel dat deze man zich slechts zorgen maakte om zijn zoon, die nog niet thuis was gekomen, en die als bijbaan vakkenvuller was bij deze supermarkt. Tijdens een borrel, kort na dit incident, ving ik op hoe buurtgenoten elkaar omstandig complimenten maakten over de oplettendheid en adequate manier van handelen. Ik was lange tijd ernstig teleurgesteld over het vermeende, simplistisch racistische gedrag van mijn buurtgenoten.
Nieuw inzicht
Totdat ik een nieuw inzicht kreeg. De buurtgenoten waren vooral ontzettend blij met elkaar omdat ze hadden bewezen dat als er wat aan de hand was in de buurt, dat ze dan doortastend zouden optreden. Het ultieme groepsgevoel van ‘wij zijn er voor elkaar’ en wij zijn altijd waakzaam. Het zei dus eerder iets over mij dat ik dit voorval een veel groter ‘racisme-stempel’ toedichtte. Dat aspect was voor de buurt juist nauwelijks relevant. Ze wilde het liefst iets kleins, juist iets waarvan ze wisten dat het vermoedelijk onschuldig was, om er zo van overtuigd te raken dat als er wel iets ‘ernstigs’ gebeurde, dat de buurt dan zeker zou optreden. Alles draait om het beschermen van de huisjes, de boompjes en de beestjes, het ultieme buurtgevoel. Ik was degene die dat buurtgevoel veel minder deelde en op dat moment niet aanvoelde waar het nu werkelijk om ging. Het is ook makkelijk om ergens een racisme-stempel op te zetten.
Deel III: Arions politieke boodschap
Arion was teleurgesteld dat zijn maatschappijkritische boodschap in Dubbelspel niet zo werd opgemerkt, maar zelfs met dit in mijn achterhoofd kon ik het ‘echte’ politieke engagement in Dubbelspel maar moeilijk ontdekken. Natuurlijk lees je een romantische hang naar onafhankelijkheid, leren om zelf te ‘produceren’, maar met voornamelijk karakters die onbekend lijken met het concept ‘uitstel van behoeftebevrediging’, dieven, sadisten, messentrekkers, en hoerenlopers, valt moeilijk een voorstelling te maken, hoe die onafhankelijkheid er precies uit zou moeten zien.
De droom van Janchi Pau om een meubelfabriek te beginnen om er tafels van Wabi-hout te vervaardigen, illustreert naar mijn idee eerder de onmogelijkheid ervan. Misschien dat Arion later wat meer verbeten in de wedstrijd is komen te zitten en aan bepaalde passages meer gewicht heeft toegekend. Je eigen ambitie te weinig terugzien onder veel van je medelandgenoten. Dat frustreert ergens, maar hoe boos kun je zijn op een land waar je van houdt?
Enkele citaten uit Dubbelspel met ‘politiek’ als hoofdonderwerp:
‘Neen, Ik wil alleen maar vasthouden aan het feit, dat we eigenlijk allemaal vreemdelingen zijn op dit eiland. Een heleboel van ons zijn vroeger uit Afrika gekomen, een gedeelte is uit Nederland, dan zijn er de joden, de Arabieren, Chinezen, Portugezen, en talrijke mensen uit de landen hier in de omtrek zelf. Ik heb wel gelezen dat er meer dan vijftig nationaliteiten op dit eiland zijn. Ja, in een van mijn rapporten heb ik dat gelezen. Het is dus een eiland zonder inheemsen.’
‘Een eiland dus van niemand?’ vroeg Boeboe ongelovig.
‘Of van iedereen,’ zei Manchi triomfantelijk. ‘Daarom is het onzin om op ras of afkomst de nadruk te leggen. Het eiland moet alleen maar democratisch zijn.’
‘Je bedoelt DP,’ zei Chamon Nicolas, die als Bovenwinder merkwaardig genoeg toch op de NVP stemde, omdat zijn moeder die partij van meer ‘learning’ had gevonden, vanwege zijn oprichter, een meester-doctor.
‘Maar wij kleurlingen zijn het grootste in aantal,’ zei Janchi. ‘De anderen hebben geld, maar wij zijn de meerderheid; hoe je het ook keert of wendt. Wíj behoren eigenlijk ook alle macht in handen te hebben.’
Hij had het gevoel dat Solema dit volledig zou beamen, als ze hier aanwezig was. Zij was, meer dan hij, voor ‘alle macht in handen van het volk.’
‘Laten we doorgaan,’ zei Manchi iets te onverwacht.
‘Juist,’ zei Chamon Nicolas, ‘het merendeel is zwart. Zwart moet dus de macht in handen hebben, hoe je het ook wendt of keert.’ Met een klap speelde hij eindelijk drienul. De stenen dobberden even op de tafel en er lichtelijk boven; als meeuwen op water.
‘Juist,’ zei Janchi, terwijl hij hier en daar het spel weer in orde schikte, ‘ik kan het volledig eens zijn met die Black Power van jou, Chamon.’
‘Ach,’ zei Manchi geërgerd, ‘jullie met je Black Power… Negers kunnen niet regeren. Het is vaak genoeg bewezen. Ze zijn lui. En ze hebben geen verantwoordelijkheidsgevoel.’ Hij speelde met een gebaar van grote minachting de zesnul op de drienul van Chamon.
Chocola
Maak hier als lezer maar eens chocola van. Dubbelheid, hoop en romantiek strijden hier met gelatenheid en desillusie.
Nog enkele citaten:
‘Er is,’ zei hij [Manchi] daarna, terwijl hij de stenen op de tafel een voor een schikte, ‘een Frans gezegde, dat zegt dat elk volk de regering krijgt die het verdient. Dat is een zeer juist en rechtvaardig gezegde. Het wil zeggen dat als een volk een slechte regering heeft, dat het komt doordat het volk zelf slecht of dom is.’ Hij hoopte weer dat de twee-één die hij gespeeld had, Janchi zou doen passen en wachtte gespannen of het passen inderdaad kwam.
…
‘De partijen, en dan doel ik [Janchi] vooral op de DP, oefenen druk uit op de mensen; de mensen worden ook bedreigd met verlies van hun banen als ze niet op deze of gene partij stemmen. En waarom is dat mogelijk? Dat is mogelijk omdat het volk achterlijk is. Het is dóm, ja. En omdat het volk dom is, laat het zich omkopen. Maar wiens schuld is het dat het volk dom is?! Het is de schuld van degenen die regeren, en wel omdat het hun plicht is te zorgen voor de ontwikkeling van het volk. Ze buiten dus de onwetendheid van het volk uit.’ Hij keek Manchi rechtstreeks aan. Maar die hield zijn blik strak op de stenen in zijn handen gericht.
‘Het komt erop neer,’ zei Janchi, ‘dat een dokter een meisje dat bewusteloos bij hem binnengebracht wordt, naait, nadat hij iedereen heeft weggestuurd. Ja, haar rok oplicht en haar, bewusteloos als ze is, neukt, in plaats van haar weer bij te brengen wat zijn plicht als dokter is! Zie je, zo doen politici die we hebben ook met dit volk. Ze winnen op allerlei slinkse wijzen zijn vertrouwen; of ze stelen zijn stem doodgewoon of ze dwingen hem zijn stem af, en daarna naaien ze het. Zélf. En dat zou tot daaraantoe zijn, maar ze laten ook vreemdelingen aan de naaipartij meedoen!’
Naaiende regering
Ook hierin lees ik een zekere dubbelheid van Arion ten aanzien van zijn wens van onafhankelijkheid. Het zou zo mooi zijn, maar in het boek doemt voor mij wel voortdurend de vraag op hoe realistisch Arion dat nou eigenlijk zelf acht. Arion stelt dat het volk dom is, maar dat de regering, die steelt en naait, daar schuld aan heeft, want de regering heeft de plicht te zorgen voor de ontwikkeling van het volk. Het is een beetje vergezocht om van een stelende en naaiende regering te verwachten dat ze het een goed idee vindt om het volk te ontwikkelen. Om dan zeker de volgende verkiezing te verliezen? We hebben de ogen van het volk geopend en nu zien ze dat wij enkel naaien en stelen. Het doet me denken aan hoe een fabrikant sprak tot een pastoor: ‘Hou jij ze dom, dan hou ik ze arm’.
Als ik aan wie dan ook binnen mijn familie op Curaçao vraag of ze niet de politiek in willen om het land verder vooruit te helpen, dan halen ze zonder uitzondering hun neus op ‘alsof ze poep ruiken’. Niet uniek voor Curaçao, want in 1963 bezong Jaap Fischer het in zijn lied de Euromoord ook over de Nederlandse politiek:
De politiek, m’n schat, is net niet chic, m’n schat
En net niet plat, m’n schat, ’t is politiek
De politiek, m’n schat, is niets voor mij, m’n schat
Want dat ben jij, m’n schat, want dat ben jij
Een lied dat bij ons thuis hartstochtelijk werd meegezongen.
Onafhankelijkheid
In de volgende citaten uit Dubbelspel stelt Arion zelf de nodige vragen bij de realistische mogelijkheid van onafhankelijkheid:
Boeboe Fiel kwam nu weer op het idee van een hangmat. En dan liggen. Met een fles rum binnen iemands bereik. De schaduw van een tamarindeboom is even goed als de porch van een modern huis; hij had niet zo’n huis en porch nodig als Manchi hier, die geen grote tamarindeboom had in z’n tuin. De gedachte maakte hem op een melancholische manier gelukkig. Hij zei tegen zichzelf: dat is misschien de reden waarom hij eigenlijk z’n huis niet afbouwde, of zelfs begon, was, dat hij eigenlijk tevreden was zoals hij was. Juist hier beoosten het huis, waar hij ook ’s avonds kon zitten een enkele keer om niets anders te doen, dan naar het verkeer op de weg te kijken.
Hij wierp een luie blik op het zonnige, hellende landschap voor hem, op de anglo’s en de cactussen waar hij zo aan gewend was. Janchi hier had het over ‘produceren’, maar in godsnaam, wat moest er op dit eiland geproduceerd worden? Cactussen? Anglo’s? Hij had te eniger tijd, op een stuk grond van de ouders van Nora op Bandabou, een stukje land proberen te bebouwen. Maar het had, vanwege enkele periodes van harde droogte, niet veel opgeleverd.
‘Janchi,’ vroeg hij. ‘Je hebt het over produceren. Maar wat?’
‘Ik weet het ook nog niet precies,’ zei deze. ‘Maar daar ligt juist onze fout. Dat we niet serieus beginnen te denken daarover.’
‘Maar wat?’ herhaalde Boeboe weer afwezig naar de helling vol lage cactussen starend.
[…]
‘Het ontbreekt ons aan stimulans,’ zei Janchi.
Boeboe vroeg het zich af. Hij vroeg zich af of het hem aan stimulans ontbrak en kwam tot de conclusie van niet. Als hij werkelijk ervan overtuigd was, dat hij een huis moest bouwen als dat van Manchi, dan deed hij dat. Maar hij was niet overtuigd! En hoe kreeg hij ooit die overtuiging? Als hij een keurig en gerespecteerd man wilde zijn als Manchi, die het belangrijk vond wat de mensen van hem dachten, dan kon hij dat zeker ook bereiken. Maar wat de mensen van hem dachten liet hem koud. En daarom leefde hij zijn leven.
Je zou dan toch een zekere zachtheid bij Arion verwachten, maar hij blijkt toch geharnast in de wedstrijd te zitten, zeker als je kijkt naar zijn politieke betrokkenheid bij Pueblo Soberano (Onafhankelijk Volk). Arion was ook een compromisloos voorvechter van Papiamentstalig onderwijs op Curaçao.
Veelzijdig, charismatisch, betrokken en uitgesproken, dat zijn zomaar vier woorden die Arion typeren (lees ook recensie over Arions roman ‘De deserteurs’. Ik denk dat ‘ijdel’ en ‘dwars’ daar zomaar aan toegevoegd kunnen worden.
Pueblo Soberano
‘Het is de schuld van degenen die regeren, en wel omdat het hun plicht is te zorgen voor de ontwikkeling van het volk. Ze buiten dus de onwetendheid van het volk uit.’ Na de verkiezingen van 2012 tot 2016 was Pueblo Soberano, de partij die Arion steunde, de grootste op het eiland. Enig wenkbrauwen fronsen is dan op zijn plaats, want welk deel van de bevolking stemde massaal op deze partij? Een voorwaarde voor een realistisch onafhankelijkheidsstreven zou toch tenminste stabiliteit en financiële zelfredzaamheid moeten zijn, anders loop je het risico een land in een economisch en sociaal ravijn te storten en dat vind ik sowieso problematisch als degenen die dat bepleiten zelf in de omstandigheid zijn om eraan te ontsnappen, mocht het toch niet uitpakken zoals gehoopt.
Tirannie van lage verwachtingen
Stel dat het klopt dat Arion Dubbelspel meer in een vlaag van heimwee heeft geschreven en zich geen moment realiseerde dat zijn roman zo’n succes zou krijgen. Enerzijds is het natuurlijk zeer eervol om neergezet te worden als een ‘belangrijk schrijver’, maar tegelijkertijd zou het ook maar zo kunnen zijn dat hij het daar ook moeilijk mee had. Het is beslist geen slechte roman, maar dat het boek zo bewierookt is? Schuurt dat wellicht toch ook ergens een beetje tegen racism of low expectations? Met als dubbele klap dat het geschetste beeld van Curaçao en de Curaçaoënaars gretig omarmd werd als zijnde een representatief beeld voor het eiland. Daarmee kan Arion zichzelf geen dienst hebben bewezen met betrekking tot zijn verlangen naar onafhankelijkheid.
Dat zie ik als een mogelijke verklaring om achteraf meer politieke kleur aan Dubbelspel toe te willen kennen. ‘Jullie hebben de politieke boodschap grotendeels niet begrepen.’ Tja ik vind de vele commentaren prachtig die roepen dat Janchi Pau en Solema de grote socialistische helden zijn uit het boek waar het allemaal om draait, want zij zijn degenen die tenslotte overwinnen.
Heimwee naar een prachtig land vol imperfecties en tegenstrijdigheden, acht ik waarschijnlijker. Afzetten tegen de oude kolonisator is nog te begrijpen, want wie omarmt nu volwaardig zijn oude onderdrukker, maar afkeer van het verleden zou niet moeten betekenen dat de enige oplossing onafhankelijkheid is. Economische principes laten zich weinig gelegen liggen aan romantiek. Hoe zou Dubbelspel geworden zijn als Arion geweten had dat zijn roman zo succesvol zou zijn? Van te pamflettistisch wordt een roman zelden beter. Zijn latere werk, met veel meer politieke lading, kende minder succes, vast ook tot frustratie van Arion.
Haasses lofrede
Van de speciale editie van Dubbelspel ter gelegenheid van de actie: Nederland Leest 2006 werden maar liefst 725.000 exemplaren verspreid. Daarin schreef Hella S. Haasse, toch een van de grootste Nederlandse schrijfsters, een lofrede die mij niet bepaald meeviel. Ze stelt in haar lofrede dat het bedenken van lettertekens, waarna men kon lezen, qua belangrijkheid van dezelfde ordegrootte is als het ontdekken van vuur en het wiel. Daarna gaat ze in algemene zin in op de bijzonderheden van het herlezen van literatuur: ‘Herlezen kenmerkt het omgaan met literatuur’. Vast een beetje flauw, maar die zin vond ik niet zo treffend, zelfs niet na verschillende keren herlezen. Natuurlijk haal je bijna altijd weer wat nieuws uit een boek, maar niet ieder boek verdient het om te worden herlezen, maar herlezen geldt wat mij betreft zeker voor Dubbelspel.
Teleurstellend
Ook daarom vond ik het wat teleurstellend, maar mogelijk was Haasse niet zo gecharmeerd van de roman (maar waarom schrijf je dan een lofrede) dat zij in haar lofrede uiteindelijk maar drie, vier regeltjes wijdde aan de inhoud van het boek zelf: ‘Bij herlezing nu blijkt het boek dubbel interessant. Het geeft reliëf aan wat wij in de loop der jaren wisten of dachten te weten over Curaçao. Het maakt duidelijk hoe weinig wij hebben begrepen van dat gebied en de mensen die er leven.’
Karikatuur
Haar compliment beschrijft feitelijk precies mijn bezwaar tegen clichés/karikaturen. Het gevaar is dat de lezer een gemankeerd beeld krijgt. Haasse plaatst het ook nog extra op afstand door gebruik van: ‘dat gebied’ en ‘de mensen die er leven’. Ook Matthijs Ponte (zie recensies hieronder) was niet onder de indruk van Haasses lofrede. Hij vond het ook mager, maar zag vooral bezwaar in het depolitiseren van de roman. Daarmee leunt Ponte sterk op de lijn van Arion zelf.
Recensies
Tot slot enkele citaten uit mijns inziens verschillende interessante recensies. Sommige gaan dieper in op de inhoud, uit andere spreekt eenzelfde bewondering als die ik heb voor deze roman.
John Jansen van Galen
20 oktober 2006 – verschenen in nr. 42 van De Groene
Frank Martinus Arion schreef Dubbelspel ‘uit heimwee’, toen hij in Nederland studeerde, zoals vijftig jaar eerder de jonge Surinamer Albert Helman uit heimwee Zuidzuidwest schreef: uit verlangen naar het land van herkomst, de mensen, de taal. Arion voelde zich verscheurd in Nederland. Hij studeerde Nederlands in Leiden, om leraar Nederlands te worden op Curaçao, maar alles in hem klonk Papiaments. De vier mannen die in zijn verhaal domino spelen, praten ongetwijfeld Papiaments met elkaar, al is het boek in het Nederlands geschreven en zelfs (nog) nooit vertaald in de taal van het eiland.
Dubbelspel was een verademing: dat uit die hoek, bekend van gedeconstrueerde teksten en in de war gemaakte paginanummering, een leesbaar, spannend boek kon komen! Maar had Frank Martinus Arion van de weeromstuit nu zelf niet een verhaal geschreven waarin de burgerlijke lezer zich wel ‘lekker’ voelde, zodat de boodschap van de schrijver niet overkwam? Of, nog erger voor hem, hééft het boek eigenlijk geen boodschap en had hij zich genoodzaakt gezien die er achteraf, als een nagekomen bericht, aan toe te voegen? Is Dubbelspel eigenlijk wel een socialistisch en antikoloniaal boek?
Stond Arion in zijn heimwee naar Curaçao misschien dichter bij de flierefluiter Boeboe Fiel dan bij de idealist Janchi Pau? Dan heeft hij zich kennelijk laten meeslepen door het verhaal van zijn Dubbelspel en pas aan het einde beseft dat hij er met enige ‘naspelen’ alsnog van moest proberen te maken wat hij aan zijn politieke identiteit verplicht was te maken: een links boek.
Matthijs Ponte
De roman als wapen. Over politiek in Frank Martinus Arions Dubbelspel.
Deze tekst werd eerder uitgesproken op de avond ‘Perdu leest Nederland Leest anders’ (Perdu, 9 november 2012).
Matthijs Ponte is dichter, filosoof en mededirecteur van het internationale literatuurfestival Read my World.
Dubbelspel is een boze roman. Een woedende roman zelfs, allereerst gericht tegen Nederland, althans: tegen de koloniale politiek van Nederland, althans: het is een roman die de historische rol van Nederland op de Antillen en de wijze waarop die nog doorwerkt in het alledaagse leven van de lagere klassen stevig aan de kaak stelt.
In het wapen Dubbelspel zijn het de zwarte socialisten Janchi en Solema die triomferen, die uiteindelijk domineren. Janchi wint met zijn partner Chamon, maar toch vooral dankzij Janchi, het uren durende spel op magistrale wijze: alle schoenen gaan naar Boeboe en Manchi. De vernedering is compleet als op een gegeven moment de hele wijk, inclusief televisiecamera’s, de slotepisode komt vastleggen. De vernedering van de twee wordt nog vergroot wanneer beide verliezers de ontrouw ontdekken van hun dominerende vrienden met hun respectievelijke vrouwen. Beiden leggen ze binnen een uur na afloop van het spel het loodje. Boeboe omdat hij Chamon voor zijn ontrouw en verraad tracht te vermoorden en het onderspit delft. Manchi slaat de hand aan zichzelf als hij ontdekt dat zijn vrouw en ‘hoer’ hem verlaten heeft voor Janchi.
Chamon wordt vervolgd voor zijn moord, wederom uit noodweer, maar niettemin. De uiteindelijke overwinnaars zijn Janchi en de mooie Solema. Samen staan zij aan de basis van een coöperatieve socialistische beweging die een eerlijker verdeling van bezit moet gaan bewerkstelligen in een op termijn onafhankelijk Curaçao. Solema wordt vanuit die rol zelfs als de ideale leider van de Amerika’s (Noord-, Midden- en Zuid- samen) geponeerd.
We weten inmiddels dat zaken anders zijn gelopen. Arion heeft gebroken met Nederland en heeft zijn Koninklijke lintje, twee jaar na de Nederland Leest-actie, teruggestuurd naar de koningin uit kwaadheid over de dominante ‘rekoloniserende’ opstelling van Nederland tijdens het proces van de verkrijging van onafhankelijkheid. Ik kan die geste niet anders zien dan als een wanhopige vervanging van dat wapen dat bij nader inzien toch niet in de botte koppen van de Nederlander heeft kunnen doordringen, het CPNB en Arions wapenarsenaal ten spijt.
Dubbelspel is verfilmd.
Arion hoopte met zijn film een internationaal publiek aan te spreken, maar wellicht is het juist zo dat hij afstand wilde nemen van het clichébeeld dat hij geschetst heeft van Curaçao en dat hij tevreden was dat het eerder aanvoelt als een vertelling over een willekeurig Caraïbisch of Afrikaans land.
Joost Broeren-Huitenga
De verfilming wordt hier weliswaar onder de Nederlandse titel uitgebracht, maar is volledig gemaakt in het Engels, met enkele flarden van het Papiamento dat Arion zo dierbaar was. Dat is geheel naar de wensen van de in 2015 overleden Curaçaose schrijver zelf, die hoopte op een internationaal publiek voor de film.
Met datzelfde publiek op het oog zullen het hedendaagse raamwerk en de uitleggerige voice-over zijn toegevoegd. Met wisselend effect.
De expliciete blik vanuit het heden brengt Arions politieke boodschap sterker voor het voetlicht, omdat duidelijk wordt hoe weinig er is veranderd. Maar het creëert ook een onnodige afstand tot de centrale gebeurtenissen.
En de voice-over vertoont te vaak dat typische mankement van de boekverfilming, die vertelt zonder te tonen.
https://www.youtube.com/watch?v=H818tFLL6Bc&ab_channel=ParadisoFilmsNL